Doorgaan naar hoofdcontent

Elke dag is veel te veel reizen

Once upon an April day 2010…

Al vijf jaar lang ben ik altijd ergens onderweg.

Van september 2005 tot en met juni 2009 heb ik bijna dagelijks de bus van Lier naar Antwerpen genomen om naar de les te gaan en daarna weer van Antwerpen naar Lier, naar huis. En dan zwijg ik nog over de twee dagelijkse metroritten. Het goede-studente-gen brengt soms meer last met zich mee dan me lief is.

Een kot kostte te veel. En een treinabonnement ook. Een Buzzy Pazz dan maar. Vol goede moed begon ik eraan op mijn allereerste schooldag in het hoger onderwijs. Ik zag het volledig zitten. Dat gevoel moet ik toch zeker euhm… zo’n uurtje hebben kunnen vasthouden. Denk ik. Het kan ook iets minder lang geweest zijn. Laten we niet op een uurtje kijken.

Ik had heel vaak heel veel redenen om te klagen en te zagen. Ik moest vaak opstaan om 06.15. Ik miste talloze bussen of stond er alles samengeteld uren, misschien zelfs dagen, op te wachten. Wanneer ik te laat was, waren bussen op tijd. Wanneer ik te vroeg was, waren bussen te laat. Wanneer ik op tijd was, waren bussen te vroeg. Ik zat vast in Lier. Ik zat vast in Antwerpen. Ik zat vast ergens tussen Lier en Antwerpen of tussen Antwerpen en Lier. Boechout, Mortsel, Berchem, zelfs Vremde. In elk van die plaatsen heb ik zitten wachten. Altijd maar wachten. Altijd maar ergens onderweg. En wanneer ik niet lastig gevallen werd door één of andere zeepfreak zonder manieren of buschauffeur met een midlifecrisis en een boot, mocht ik al van geluk spreken.

Maar ik zette door. En na een tijdje begon ik zelfs de humor van dat altijd-pech-onderweg-hebben in te zien. Na een lange tijd. Met heel veel goede wil. Een heel klein beetje. Misschien. Maar waarschijnlijk niet.

Het hielp wel dat ik een reisgenoot had. Lyra was een lotgenote. Ook zij woont in Lier. Ook voor haar was een kot of een treinabonnement te duur. Ook voor haar de bus dan maar. Volgens mij neemt niemand de bus als er ook maar één andere mogelijkheid is. De bus zit vol radeloze mensen. En zotte mensen, letterlijk dan. Op onze weg lag een psychiatrische instelling, uiteraard. Wat er ook gebeurt, ik neem nooit nog ‘den 297’ op woensdag die om 09:10 vanuit Lier vertrekt. Op dat moment neemt heel die instelling gezamenlijk die bus naar de wekelijkse markt in Mortsel. Natuurlijk hadden wij op woensdag les om 10.30, wat betekende dat we niet anders konden dan die specifieke bus te trotseren. Vooral onze adem inhouden tegen de geur die die mensen met zich meebrengen, was hels. Betekent zot zijn misschien dat je jezelf nooit meer hoeft te wassen of zo? Ik zal het nooit begrijpen.

Er waren ook wel enkele voordelen verbonden aan met de bus reizen. Als je een uur of langer op de bus zit, betekent dat dat je een uur of langer de tijd hebt om iets nuttig te doen voor school. Zo heb ik in mijn eerste jaar al mijn Franse vocabulaire op de bus geleerd. Een examen waarvoor je 80% moest hebben om een 10 te krijgen. Ik had een 14. Hoera, iets positiefs! Al had ik die woordjes waarschijnlijk ook wel ergens anders kunnen leren. Op een plaats waar veel minder afleiding is door andere mensen. Een plaats die fris ruikt, niet te warm is en goed verlicht. Een plaats waar ik niet misselijk word als ik iets te lang lees en waar altijd plek is om te zitten. Maar laat ik daar niet aan denken.

Neen, eigenlijk heb ik maar één echt ontegensprekelijk pluspunt ontdekt. Op de bus maakte ik een hele goede vriendin, die ik tegenwoordig nog veel te weinig zie. Lyra en ik hadden uren de tijd om te babbelen, over van alles en nog wat. Ik mis haar en onze gesprekken nu soms nog meer dan ik ooit had verwacht. Ik zou bijna de hele ‘bustijd’ missen. Alhoewel.

Sinds ik in Vilvoorde werk, hebben bussen echt helemaal afgedaan bij mij. ‘Pendelheisa’ kreeg een heel nieuwe dimensie. Hoe ze er telkens in slagen om nieuwe busgerelateerde manieren te verzinnen om mensen op stang te jagen, ik kan er niet bij. In het begin sloten treinen en bussen mooi op elkaar aan. Ik had wel telkens de keuze tussen een half uur te vroeg of een half uur te laat op mijn werk zijn. Maar dat nam ik er graag bij. Zelfs al haalde ik, als mijn bus een klein beetje later was, ’s avonds mijn trein niet altijd, ik was tevreden want ik wist dat het erger kon. Veel erger.

Enkele maanden geleden kreeg ik gelijk. Een straat aan het station van Vilvoorde werd opgebroken. ’s Morgens kon ik nu geen twee maar nog slechts één bus nemen, een MIVB. Ik moest elke morgen 20 minuten wachten. Dat vond nog niet zo erg omdat ik tijdens één op de twee weken een wachtgenoot had. Kubrick neemt dezelfde treinen en bussen als ik. Al was het wel aangenaam geweest als ze het station in Vilvoorde tijdens de winter ten minste een beetje zouden verwarmen.

Maar goed, ik was al niet altijd alleen. En ’s avonds haalden we onze trein dan toch nog. Tenzij het schoolvakantie was natuurlijk. Of een feestdag. Of tenzij het weekend was. In al die gevallen zijn de busuren immers anders. De treinuren trouwens ook. Maar die enkel in het weekend. Of op een feestdag. En de busuren zijn in tegenstelling tot de treinuren op zaterdag en zondag niet eens hetzelfde. En je mag vooral al die uren niet door elkaar beginnen halen, of je bent sowieso nog later thuis, want dan weet je niet op welke momenten je je moet haasten of op welk spoor je nu weer moet zijn. Zelfs een ‘gewone’ dag was geen garantie op succes, want als er onderweg nogal veel mensen op of af de bus moesten stappen, haalden we de trein ook niet.

Samen met de temperatuur daalde dus ook mijn humeur geleidelijk aan onder nul. Alsof bergen aanhoudende sneeuw, gevoelstemperaturen van -20°C, bussen die gewoon niet komen als er sneeuw ligt en eindeloze treinvertragingen niet genoeg waren, werden enkele weken na de wegenwerken de busuren veranderd. ’s Morgens betekende het een verbetering. In plaats van 20 minuten zouden we nu nog slechts drie minuten moeten wachten op onze bus. ’s Avonds daarentegen zagen we onze kansen om nog ooit de rechtstreekse trein te halen zakken met zo’n 95%.

Ik deed heel hard mijn best om positief te blijven denken. ’s Morgens zouden we tenminste niet zo lang in de kou moeten staan. Na een weekend batterijtjes opladen, kwam ik dan ook vol goede moed aan in Vilvoorde. De bus, waarin het toch iets warmer is dan buiten, zou mij snel naar het altijd warme vtm-gebouw brengen. In plaats van een warme bus, wachtten mij echter een grote hoop stenen en een diepe put. Heel het rondpunt voor het station was plots opengebroken. De bussen passeren helemaal niet meer langs daar. Geen enkele bus.

Mensen moeten voortaan zo’n tien minuten wandelen naar de dichtstbijzijnde bushalte. Zijstraten gebruiken, gaat om één of andere reden blijkbaar niet voor de chauffeurs van de MIVB. Wanneer ik daar aankom, heb ik mijn bus dus net gemist en moet ik weer 20 minuten wachten op de volgende. Ironisch genoeg zouden de vertrekuren die mij tot een week daarvoor hebben gepest, nu veel beter zijn.

Geschreven op: 12 april 2010

Reacties

Populaire posts van deze blog

Kalkoenstoofvlees met kriekbier

Dit maakte ik met kerst bij m’n mama, maar ik vergat het simpelweg te bloggen. Aangezien volgende week de Vasten beginnen (wat voor mij betekent: Dagen Zonder Vlees), krijg je het receptje nu nog van mij. Je hebt nog een week de tijd om dit te maken. Ren maar snel naar de winkel, want het is de moeite! Stoofvlees maak je meestal niet voor twee, hé. Dit recept is voor een hele pot, genoeg voor zes personen. Of voor meerdere dagen met minder personen. Wat heb je nodig (6 personen)? 1,2 kg kalkoenstoofvlees 6 rode uien 6 teentjes knoflook 3 el lichte cassonade ( Kinnekessuiker .) 6 el rode wijnazijn 4 el maïzena 2 x 25 cl kriekbier 500 ml kippenbouillon 3 sneetjes peperkoek Mosterd 3 takjes verse tijm 3 blaadjes verse of gedroogde laurier Stoofvleeskruiden Peper & zout Bakboter Wat moet je doen? 1. Smelt een klont bakboter in een stoofpot en bak er het kalkoenstoofvlees in aan. Zorg ervoor dat het vlees niet op elkaar ligt, anders stooft het in

Kerstrecept: Varkenshaasje met druivensaus

Koken in een andere keuken dan de mijne, ik doe dat niet zo graag. Je weet niets staan. Je kan je eigen vertrouwde gerief niet gebruiken. En het ergst van al: je moet koken op een vreemd vuur. Soms heb je echter geen keuze. Op kerstavond bij de familie van je lief bijvoorbeeld. Normaal ben ik zen in de keuken, maar het kerstmaal – nu ja, het kersthoofdgerecht – voor zeven man bereiden op een vreemd vuur, dat bezorgt mij toch een beetje zenuwen. Zeker als het zo’n vuur is zonder vuur, een inductiekookplaat. *insert evil music* Ik zie graag een vlam. Ik heb voeling met een vlam. Ik weet precies hoe groot mijn vlam moet zijn om witloof te stoven. Bijvoorbeeld. Wat ik echter niet weet, is welke nummer ik daarvoor moet kiezen. Het witloof dat mijn kerstgerecht vergezelde, was dan ook niet hoe ik het wilde hebben. Ik hou van stronkjes die intact blijven, mooi gekarameliseerd zijn en hier en daar een bruin kleurtje hebben. Zeker op kerstavond. Maar Merlot zegt dat ik moet stoppen

Review kookboek Gino’s Pasta – Gino D’Acampo

Wanneer deze review online komt, zit ik nog onder de zuiderse zon te genieten van het beste wat Italië te bieden heeft. Daarom vond ik het wel toepasselijk om deze keer mijn favoriete Italiaanse kookboek te reviewen. Een boek vol pasta’s, mijn nummer één favoriete gerecht! Ik kocht Gino’s Pasta in 2011 op de Boekenbeurs. Toen ik het toonde aan vrienden en familie dachten ze allemaal dat ik het voor de looks van de schrijver had gekocht. Heel eerlijk? Neen! Hij doet mij zelfs niets eens iets. Ik vermeld dit er maar bij zodat je weet dat mijn lovende woorden helemaal niets met den Gino te maken hebben. Dit is gewoon één van die zeldzame kookboeken waaruit je letterlijk àlles zou willen maken. Indeling & inhoud Zoals wel meer kookboeken, begint ook dit met een korte inleiding van de auteur. Daarna volgen enkele bladzijden geschreven door voedingsdeskundige Juliette Kellow. Zij legt uit waarom pasta best past binnen een evenwichtig eetpatroon. Veel mensen hebben schri